De wraak van Bakamé voor dummies.

DEEL 1

In het eerste deel van een beeldrijke, soms ontroerende 'cursus' "Bakamé voor dummies" toont Jeroen Janssen waar zijn Afrikaanse inspiratie, met name in Rwanda waar hij ooit lesgaf in een kunstschool, vandaan komt. Dit is het leven zoals het is, met soms trieste gevolgen van de genocide in tal van unieke foto's en schetsen. Een mooie conclusie bij tekeningen van een dove jongen is de volgende: "Mij valt altijd op hoeveel meer ziel er zit in de tekeningen van ongeschoolde simpele mensen dan in die van de officiële kunstenaars."
Van de Stripspeciaalzaak

De Wraak van Bakamé en andere afgeleide producten van Jeroen Janssen worden wellicht algemeen beschouwd als een buitenbeentje in de stripwereld. Ik geef je in deze rubriek gedurende enkele afleveringen graag een inkijkje in mijn inspiratiebronnen, laat ons maar zeggen in mijn diepste privéleven (of toch heel een klein deeltje daarvan).
Dit is ook nog maar een fractie van waar ik allemaal mee bezig ben, een belangrijk deel bij momenten. Na lezing van deze pagina's mag je je zeker nog geen Jeroen Janssen-kenner noemen.
Maar je zal tenminste beter begijpen waar ik voor De Wraak van Bakamé mijn mosterd haalde, en dit zal je zeker en vast met meer plezier of minder weerzin (geheel onterecht overigens) naar dit boekwerk laten grijpen of teruggrijpen.
Ik neem mij voor je niet te vermoeien met veel tekst, maar laat nu vooral de beelden spreken. De meeste foto's en schetsen maakte ik tijdens mijn laatste reis naar Rwanda in 2007. De strippagina's komen uit het pas verschenen De Wraak van Bakamé.




Ooit, van 1990 tot 1994 gaf ik les aan een kunstschool in Nyundo, Rwanda, Na de genocide in 1994 raakte de school in verval maar toen ik er terugging in 2007 was men alles weer duchtig aan 't restaureren.




Voor het eerst sinds dertien jaar keerde ik hier terug, met mijn schetsboek. De school ligt er nog steeds even landelijk bij, de leerlingen houden nog steeds van basket, en het gras op het voetbalveld is groener dan dat op de andere heuvel.




Mijn lievelingsplek was de bibliotheek. Toen al door de hoogbejaarde Frère Pierre omwille van de mooie strips die hij uit Frankrijk ontving, en nu weer, ondanks het feit dat alle strips verdwenen zijn, omwille van de mooie typmachine en de iets minder mooie Pelagie.




Het cementen beeld van Sint Jean-Baptiste Delasalle heeft nooit enige beroering in mij teweeggebracht, maar de mooie tuin des te meer. Daarom maakte ik op de valreep deze schets, want...




... De hartenpijn die ik enkele dagen later op die winderige septemberdag van 2007 voel, heeft meer te maken met de gevallen umuvumu (ficus) dan met de hoofdpijn van de heilige kindervriend.




Al bij al bekijk ik het positief: op die manier hoeft hij zich het hoofd niet meer te breken over de stormen die de katholieke kerk vandaag teisteren.




Dit is Emmanuel, een leerling van de school. Op zijn schoenen kom ik later terug.




Nyundo was ooit een pleisterplaats voor kunstenaars. Daar zijn er nog weinig van over.




Er is nog enkel het atelier ADAMU.




De baas, Jean Damascene, ken ik van vroeger. Hij heeft de genocide overleefd, maar heeft veel familie en vrienden verloren.




Hij vindt voor mij enkele werken van Jean Kanyabugoyi terug. Hoewel ongeschoold kende ik niemand die zoveel ziel in zijn werk stak. Hij heeft de ontberingen van de voorbije oorlog niet overleefd.




Alle leerlingen die ik kende, zijn weg... Vervangen door nieuwe generaties, maar er zijn vaste waarden: Alexie de kok van het internaat, roert als vanouds in de pap.




En de werkman Gabriël trekt een schoon overhemd aan...




... wanneer ik hem portretteer bij de omgewaaide ficus.




Ook de leerkrachten zijn grotendeels vervangen, Maar Kofi, die ik op zijn atelier in Kigali bezoek, blijft trouw op post (al pendelt hij nu wekelijks van Kigali naar Nyundo omdat in het dichterbijgelegen Goma, waar zijn gezin nog steeds woont, geen cent meer te verdienen valt voor een eerlijk mens).




Dit is de vrouw van Kofi, die heen en weer pendelt tussen Goma, waar haar kinderen wonen, en Kigali, waar haar man zijn carrière als kunstenaar uitbouwt.




In de heuvels achter de school zijn de sporen van de oorlog overal aanwezig.




Ook daar zijn vele doden gevallen, Hutu's en Tutsi's. Maar voor de overlevenden gaat de strijd om het bestaan gewoon verder.




Een terugzien van oude bekenden. Ik wandelde vroeger uren tussen de groene heuvels en kom nog steeds graag terug.




Dit is Prince die apetrots is op de nieuwe geit.




Jong tekentalent in de lagere school van mijn voormalige huisbazin Jeanne d'Arc.




Dit is iets bijzonders: deze man is doof en ging als kind naar een dovenschool heel ver van huis. Met zijn schriftje leerde hij later doventaal aan een dove dorpsgenoot.




Dit is het leven zoals het is. Mij valt altijd op hoeveel meer ziel er zit in de tekeningen van ongeschoolde simpele mensen dan in die van de officiële kunstenaars.




Ook in Rwanda krijgen strips vandaag de dag meer en meer belangstelling.




Dit zijn toekomstige onderwijzers en ze lezen niet van de minste strips: naast de strips op de foto kregen ze van mijnheer Faustin onder andere ook Aya uit Yopougon te verwerken

DEEL 2, mijn Rwandese inspiratie

Bakamé voor dummies door Jeroen Janssen, het tweede deel met heel wat foto's, schetsen en stripfragmenten en als afsluitertje een lesje 'frwandees'.
Van de Stripspeciaalzaak

We gaan dieper in op mijn Rwandese inspiratie. Met de beelden die hierna komen, wil ik aantonen hoe het leven zoals het is in Rwanda steeds weer opduikt in de scènes uit De Wraak van Bakamé.




Dit is een typische rugo, het omheinde erf rond de woning van de modale Rwandees. Hier speelt zich het leven van alledag af.




Dit is de rugo van Mpyisi, de hyena. Misschien net iets rommeliger dan de modale Rwandese rugo, maar dat ligt in de aard van het beestje.




Een zichtje in Kigali, een stad in volle expansie, vandaag de dag één grote bouwwerf.




Een zonsopgang in Kigali. Ondanks de exploderende bevolkingsaangroei toch nog een erg groene stad (dat zou je wellicht niet zeggen bij dit kleurenpalet).




Maar dat blijkt dan wel weer hier. Deze tekening maakte ik dan wel voor ik de grote bouwwoede van deze eeuw met eigen ogen ging aanschouwen. Nadien kwamen onze helden niet meer in de grote stad en zo heeft de hoofdstad in mijn boek toch nog iets provinciaals bewaard.




Net als hier is iedereen in Rwanda tegenwoordig overal bereikbaar met de gsm, behalve ik. Tenzij ik naar het kioskje bij de brug ga.




Hier mijn eigen stalletje waarmee ik soms op beurzen sta.




En dit is het stalletje van Papa Mbogo waar alle nieuwtjes worden uitgewisseld en de laatste roddels worden besproken.




Ook in de plaatselijke cafés (cabarets) worden bij een Primus de belangrijke zaken des levens besproken.




Hier zit Lennert, mijn stiefzoon met wie ik in 2007 in Rwanda was, verscholen achter een Primus.




Een geschilderde primusreclame heb ik niet bij de hand, maar Coca Cola, Nido (melkpoeder) en maracuja behoren eveneens tot de nationale dranken.




Bakamé bezoekt een van zijn stamkroegen. De mooie, geschilderde reclames zullen op een dag uit het straatbeeld verdwijnen, vrees ik, enerzijds door de opkomst van gelikte Photoshopprints en anderzijds de aversie van de nieuwe regeerders voor alles wat typisch Afrikaans is.




Wij zijn gelukkig met een simpele hotelkamer, zelfs al is het bij de nonnetjes in de procure (de nonnetjes zijn er overigens niet meer alomtegenwoordig zoals in de jaren 1990.




Maar daar heeft Bakamé zeker geen last van.




Let vooral op de vernuftige flessenopener ofte fungulateur, van het Rwandese gufungura (openen) en het Franse -teur (dinges). Deze is gemaakt in de coöperatieve KIAKA, vlakbij Nyundo. Je ziet hem ook op de caféschetsen van enkele plaatjes eerder.




Prudence. De moeder van de porceleinwinkel.




Hoe dom Mpyisi ook is op alle vlakken, vrijen doet hij steeds verstandig. Met altruïsme heeft dat wellicht weinig te maken. Of zijn het de vrouwtjes die hem veilige seks opleggen, uit lijfsbehoud?




De konijnenhokken van het weeshuis van Nyundo. Bij gebrek aan giraffen en apen in de streek, ging ik er geregeld dieren schetsen met de leerlingen van de Ecole d'Arts.




Het konijnenhok van Fleurette.




Een interieur bij de ouders van de kleine Prince (let ook op de alomtegenwoordige fungulateur van KIAKA).




Het interieur van Babeth, een vriendin van Fleurette.




Het merendeel van het transport gebeurt te voet, en de vrouwen torsen de merkwaardigste lasten.




Markten trekken mij overal ter wereld aan. De markt van Gisenyi.




Cabaretje bij de markt van Buruseri






En de markt van Buruseri.




In een naaiatelier in Mahoko, een plattelandsdorp waar op dinsdag en vrijdag steeds een indrukwekkende markt is, lieten we van lokale stoffen een paar hemden maken voor ons.




Keuze te over...




Fleurette laat een prachtige jurk vervaardigen voor haar grote feest.




Helaas ontsnapt ook Nyundo niet aan de vooruitgang. Na mijn laatste bezoek wordt de hoofdweg verbreed om plaats te maken voor meer en sneller verkeer.




Wanneer ik de voorgaande foto ontvang van Hilde, mijn reporter ter plaatse, neem ik het beeld prompt op in de strip.




Een dolle taxirit.




Dit is zo'n taxi waarin op vernuftige wijze officieel plaats is voor zestien personen, maar waarin op nog veel vernuftiger wijze vijfendertig personen en drie geiten ingestopt worden.




Het vervoermiddel bij uitstek in Afrika (ik krijg er prompt weer heimwee van) en hier staat Mpyisi op het punt zijn grote reis aan te vatten.


Tot slot een beetje taalkunde. La Revanche de Bakamé werd gelijktijdig met De Wraak van Bakamé gedrukt. Dit was een probleem voor de hoofdstuktitels die eigenlijk een onderdeel zijn van de tekening. Daarom moesten ze, ook de zwarte gedeelten, in vierkleuren gedrukt worden en kon ik geen andere titel gebruiken voor de Franse als voor de Nederlandse versie. Daarom gebruikten we een taaltje dat noch Frans, noch Nederlands is: het Frwandees. Een vriendin, Tinne die reeds als kind op de Rwandese schoolbanken zat was me hierbij van dienst. Om Frwandees te begrijpen moet je de teksten snel lezen met een Rwandees accent, dan krijg je min of meer goed Frans. Message.ajeroen.salus.jecontacte. ladresse.de€dwin.sansnamarchepas. tupeux.verifier.jeveux.oussi.numero. detel.de€dwin.c,est.damasc'ene.au. rwanda.salue.toute.lafamille




Chapitre dans lequel on présente les factures à Mpyisi et on fait payer son épouse. Darokeri: Dans lequel. In het Kinyarwanda (Rwandees) klinken l en r gelijk en in de spelling wordt er dan ook vaak verwisseld. De n is hier verdwenen omdat je ze niet hoort en verder zijn de klinkers genoteerd met een Rwandese tongval. En een i erachter om het mooi te doen naklinken. In Rwanda eindigen woorden niet op van die stomme medeklinkers. Zafagitiri: za- is een voorvoegsel dat duidt op meervoud in het Kinyarwanda; fagitiri is gewoon factures, maar dan met een klinker tussen alle medeklinkers. In Rwanda houden ze niet zo van veel medeklinkers achter elkaar. Maar eigenlijk spreek je het verder wel ongeveer uit als in het Frans. Ishyuze komt van het werkwoord kwishyura, maar in plaats van het netjes op z'n Rwandees te vervoegen, zet men er een franse e achter voor de derde persoon enkelvoud. Sonépuze: simpel: son épouse.




L'histoire du chauffeur. Istwari: dat had je na voorgaande les allicht zelf kunnen bedenken. Umushofeli: chauffeur. Umu is het voorvoegsel dat in het Kinyarwanda aanduidt dat het om een menselijke persoon gaat (umugabo: man, umukobwa: meisje, umufurama: Vlaming). En shofeli is een alternatieve schrijfwijze voor chauffeur (met l-r verwisseling).

DEEL 3, l'histoire d'un truc bizarre

Een heel klein beetje een mislukt kinderboekavontuur, dat toch ook een beetje succesvol werd.
Van de Stripspeciaalzaak

Hilde Baele, die de laatste twintig jaar in Afrika woont en overal waar ze haar man Bibi volgt die de boeren verantwoord aardappelen en zaad leert telen, weer nieuwe leuke pedagogische dingen bedenkt voor kinderen (boeken, radio- en tv-programma's, een festival met Tuur Florizoone en Arno Hintjes, enzovoort), heeft een boekje gemaakt over condoomgebruik. Omdat ze geen enkele illustrator kent in Rwanda die vrolijke tekeningen maakt, vraagt ze mij. Helaas, de eerste proeftekeningen worden door de pennenlikkers op de ministeries van nationale opvoedkunde en de gulle Amerikaanse donateurs afgewezen, en wel om de volgende redenen:




Het jongetje rechts heeft een vlek op zijn hemd: komt niet overeen met de pedagogische doelstellingen in verband met hygiëne.




O, en die bananenschil op de grond... Foei! En die slaperige winkelier, net alsof alle winkeliers luie mensen zijn (en die onderbroek, kan dat wel?)...




En die broek wat hangt die laag. Dat is al helemaal onzedig. Het toppunt: de lange jongen draagt schoenen en de dikke jongen teenslippers waaruit je dus feilloos kunt afleiden dat de ene een hutu is en de andere een tutsi. Want dat vooroordeel bestaat en dat moeten we zeker tegengaan (hé, ik had niet eens een hutu en een tutsi voor ogen?!).











Met dat kinderboekje is het dus niks geworden. Hilde heeft het ten einde raad zelf geïllustreerd met haar grappige, maar niet provocerende stijltje.






Uiteindelijk hebben we samen wel een ander boekje gemaakt, veel braver (ik maakte wellicht nog nooit zoiets braafs). Maar het werd aanvaard en massaal in Rwanda verspreid, en weldra ook in Bénin (want daar woont Hilde nu) enzoverder, wellicht, want ze zit ook nooit stil... Ik hoop toch stiekem dat het ooit nog wat wordt met het afgekeurde condoomboekje.




Tot slot nog iets dat je nergens anders te lezen krijgt. Voor een keer veel tekst, maar het is een belangrijke sleutel om De Wraak van Bakamé nog beter te begrijpen die ik je vooral niet wil onthouden. <:P>

Bwana Kero was eigenlijk een Vlaamse pater die rond 1900 in Congo verbleef. Hij stierf er uiteindelijk ook aan "bloedwaterkoorts”, maar dit terzijde. Zijn echte naam was Gustaaf Van Acker, maar de Congolezen verbasterden het tot Bwana Kero waarin je nog een beetje Van Acker-o herkent, en het betekent ook: mijnheer Kero. Eerst en vooral is pater Van Acker de persoon die in smeuïg West-Vlaams de fabels van Kaloeloe optekende, waarop wij ook onze held Bakamé baseerden.


Maar er is meer.

In de strip nemen wij de vrijheid om Bwana Kero nog een eeuw of wat te laten verderleven, maar hier een passage uit zijn prille jeugd:



Hoewel mijn sympathie voor pater Van Acker groot is en we hem met zijn alter ego geen eer aan doen (neem het dan ook met een flinke korrel zout), helemaal uit de lucht gegrepen is het personage toch niet.

Of wat te denken van onderstaand citaat?

'De welwillendheid van de missionarissen had ook zijn duistere kanten. Zo vriendelijk glimlachend ze de bevolking tegemoet traden, zo slinks waren soms hun methoden. De Brugse zendeling Gustaaf Van Acker legde uit hoe hij als witte pater omging met de 'toovermiddelen' van het inlands geloof ('beenderen, haar, beesteknuttels, tanden, honderd vieze dingen en nog meer') die hij langs de weg in 'huizekotjes' aantrof: "Om het volk niet te misnoegen en ons onderzoek niet te verhinderen, willen we aan al die bliksemsche vuiligheid geen kwaad doen; we moesten onzen haat verkroppen en het was maar nu en dan, toen we alleen waren, dat we in het duikertje met een gildigen en nijdigen stamp geheel den boel in duigen deden vallen. Mochten we welhaast openlijker te werke gaan en gansch Oeroea door, in al de dorpen, langs al de straten, al deze duivelteekens en duivelkramerijen door het zaligmakend kruis vervangen. Ocharm! Hoeveel werk voor zo weinig kruisplanters!"
uit: David Van Reybrouck, Congo, een geschiedenis


Het boek van David Van Reybrouck ligt nog op mijn 'te lezen-stapeltje' maar Pieter van Oudheusden, die honderd keer sneller leest dan ik, maakte mij gelukkig op de valreep attent op deze verwijzing van Van Reybrouck naar het reisdagboek van pater Van Acker, een heel zeldzaam boek dat ik om de twee jaar nog eens bestel in de bib van Harelbeke :-)


Om te eindigen, een opmerking van Pieter van Oudheusden: “Met dat 'zaligmakend kruis' weten haas en hyena wel raad natuurlijk..."